202224jan

Het Buitengewone verhaal van Firas

202224jan

Begin dit jaar is de nieuwe Wet Inburgering in werking getreden. Een ontwikkeling waarbij het mogelijk wordt om het inburgeringstraject sneller te doorlopen en daarmee de zelfredzaamheid van inburgeringplichtigen zoals statushouders te bevorderen. Een belangrijk onderdeel van deze nieuwe wet is het meedoen in de Nederlandse maatschappij. Dit kan zijn middels vrijwilligerswerk, een stage of door een studie te starten. Facilicom Group vindt het belangrijk om ook zijn steentje bij te dragen aan deze integratie. ‘Als familiebedrijf streven we naar gelijke kansen op de arbeidsmarkt en naar diversiteit. Iedereen die wil werken moet een kans krijgen op de arbeidsmarkt. Statushouders in het bijzonder dienen de mogelijkheid te krijgen om een nieuw leven op te bouwen en zich weer thuis te gaan voelen. Het is al erg genoeg dat ze hun eigen land hebben moeten ontvluchten’. Aldus Patty Janszen (Programma manager Buitengewoon). ’Binnen Facilicom Group is het programma "COA Buitengewoon" gestart waarbij we ons inzetten om enthousiaste statushouders naar werk te begeleiden binnen ons eigen bedrijf. Dit kan zijn in de techniek, thuiszorg, schoonmaak, receptie of binnen andere facilitaire of ondersteunende diensten. We bieden de statushouders niet alleen een baan aan maar bieden ook begeleiding middels jobcoaches en buddy’s. Extra taallessen behoren ook tot de mogelijkheden. Zo is ook Firas vol enthousiasme vorig jaar bij ons aan de slag gegaan! Lees hier het verhaal van Firas.’

Buitengewoon als opstapje naar een baan

In 2014 is Firas een van de eersten die de alles verwoestende oorlog in Syrië ontvlucht. Zeven jaar later is hij trotse onderhoudsmonteur in dienst van Breijer. Met een bus van Breijer doorkruist hij een groot deel van de regio rondom Almere, de plaats waar hij samen met zijn vrouw en zoontje woont. Een werkplek die hij te danken heeft aan Buitengewoon. Daar zagen ze in Firas een allround timmerman die inzetbaar is voor een veelheid aan onderhoudswerkzaamheden.

In 2011 begint de oorlog in Syrië. Drie jaar lang kijken Firas en zijn vrouw het aan. In 2014 besluiten ze te vluchten. ‘Wij behoorden tot de eerste groep die is gevlucht voor de oorlog. We zijn naar Turkije gegaan, daarna naar een eiland in Griekenland en vervolgens naar Athene. Het waren lange reizen: met de boot en met de trein, ook ’s nachts en ’s avonds.’

Aardige mensen in Nederland

De eindbestemming van die lange reis was een bewuste keus: Nederland. ‘Ik had er al eens over gehoord van andere vluchtelingen. Die zeiden dat er in Nederland aardige mensen wonen’, zegt Firas met een lachje. De eerste kennismaking met die ‘aardige mensen’ is in Ter Apel, vaste opvangcentrum voor asielzoekers in Nederland.

Na vijf dagen verhuizen de twee naar Hoogeveen, veertig dagen later weer gevolgd door een nieuwe verhuizing: nu naar het asielzoekerscentrum in Azelo, in de buurt van Enschede. ‘Na twee jaar daar konden we een huis krijgen, in Almere. Daar woon ik nu met mijn vrouw en onze zoon die hier geboren is.’

Na het dak boven zijn hoofd kwam de volgende uitdaging: een baan. Het leek geen onmogelijkheid voor iemand met twee rechterhanden. Firas: ‘In Syrië heb ik geleerd voor timmerman, het was een opleiding die vergelijkbaar is met mbo in Nederland. Ik had ook al ervaring als zelfstandig onderhoudsmonteur.’ Toch lukt het niet om bij bouwbedrijven aan werk te komen. ‘De taal hè, Nederlands is niet makkelijk om te leren’, zegt Firas.

Buitengewoon

Via de gemeente komt Firas in contact met Buitengewoon. Daar is het Natascha Sleeking die Breijer weet te interesseren. Hij kan er aan de slag als timmerman, onder begeleiding van een collega. Firas: ‘Wat ik doe? Eigenlijk van alles: elektra, loodgieterswerkzaamheden, timmeren. Allemaal onderhoudswerkzaamheden bij mensen thuis.’

Firas krijgt een vaste arbeidsovereenkomst en een bedrijfsbus. ‘Ik rij vanuit Almere overal naar toe, ook naar Utrecht en Amersfoort. Ja, in het begin was dat best moeilijk. Maar ik ben nu al aardig gewend aan het werk en het reizen. En ik probeer me nog steeds verder te verbeteren, ook met de taal.’ Ondertussen spreekt hij diezelfde lastige Nederlandse taal goed.

Vierduizend kilometer verderop kijkt hij met een schuin oog naar de ontwikkelingen in wat ooit zijn thuisland was. ‘Zeker voor de jongere generatie is het lastig geworden om nog in Syrië te blijven wonen. Mijn broer gaat er ook weg, hij gaat naar Egypte. Ik heb er nog wel mijn vader en mijn moeder wonen. Die zijn op leeftijd, maar ze zijn gelukkig veilig. Nee, terug willen we niet meer.’

Nee, terug willen we niet meer!